Binnen de wereld van docentprofessionalisering waar het technologie, onderwijs en digitale middelen betreft kom je al snel in aanraking met het raamwerk docentprofessionalisering (Uerz et al., 2021). In dit raamwerk wordt er gesproken over competenties die een docent dient te bezitten en te ontwikkelen om zijn/haar rol als docent nu en in de toekomst op een adequate manier te kunnen vormgeven.

De competenties, duidelijk omschreven in het raamwerk docentcompetenties met ICT (Uerz et al., 2021), worden helder en afgebakend weergegeven in figuur 1.

Wat direct in het oog springt is dat de digitale geletterdheid van de docent voorwaardelijk is voor het adequaat kunnen acteren in de andere 3 domeinen van het raamwerk. Immers, zonder de aanwezigheid van digitale geletterdheid bij de docent (digitale vaardigheden) is het niet mogelijk om innovatief onderwijs te ontwikkelen met ICT en studenten te begeleiden/coachen waar het deze vaardigheden betreft.

Gorissen et al. (2022) onderstrepen dit in hun uitwerking van het raamwerk in gedragsindicatoren. Zij beschrijven het als volgt: “Om de digitale geletterdheid van studenten te kunnen ontwikkelen en om toekomstgericht onderwijs met ict te kunnen ontwerpen en uit te voeren, dienen de docenten op hun beurt ook digitaal geletterd te zijn” (Gorissen et al., 2022, p. 14). Gorissen et al., (2022) hebben de competenties behorende bij de digitale geletterheid omgeschreven naar gedragsindicatoren nl;

ICT-basisbekwaamheid.

De docent…

  1. kan ICT effectief inzetten voor onderwijsleerprocessen;
  2. weet welke ICT-faciliteiten zij tot haar beschikking heeft of zou moeten hebben in een specifieke context en wat de consequenties daarvan zijn voor het educatief ICT-gebruik;
  3. kan nieuwe ICT-toepassingen selecteren en zich snel eigen maken, zij volgt technologische ontwikkelingen actief en probeert deze nieuwe toepassingen uit.

Informatie-, data- en mediageletterdheid.

De docent…

  1. kan digitale informatie en bronnen vinden, deze analyseren, interpreteren en beoordelen op betrouwbaarheid;
  2. kan bewust en kritisch omgaan met internet en sociale media;
  3. begrijpt wat de regels rondom auteursrecht en plagiaat zijn, welke licentiesoorten er zijn en kan gepaste verwijzingen naar digitale materialen gebruiken;
  4. kan data actief, creatief, kritisch en bewust gebruiken en begrijpen, en kan persoonlijke en studentgegevens effectief beheren en beschermen.

Computational thinking.

De docent…

  1. kan een probleem in haar vakgebied of domein formuleren op een manier die het mogelijk maakt deze met ICT op te lossen;
  2. kan met ICT een oplossing voor het probleem creëren;
  3. kan de oplossing toepassen in het specifieke vakgebied of domein (Gorissen et al., 2022).

Het belang van een bepaalde mate van ontwikkeling binnen deze  competenties/gedragsindicatoren worden feitelijk in grote lijnen ook onderschreven door het college van bestuur. Hiermee geeft de HR een heel duidelijk signaal af dat digitalisering door de organisatie ook als belangrijk wordt gezien.                                  

In de strategische agenda 2023-2028 ‘Talent voor transitie’ (HR, 2022) is een compleet hoofdstuk gewijd aan de visie op digitalisering. Hierin stelt het college van bestuur dat de gewenste situatie in 2028 als volgt luidt:

“Onze studenten en medewerkers leren en werken in een digitaal landschap dat ontworpen is vanuit het perspectief van hun ‘reis’. Deze digitale leer- en werkomgeving is inclusief, toegankelijk, intuïtief, contextrijk en betekenisvol. De digitale en fysieke leer- en werkomgeving versterken elkaar. In de toekomst zijn alle studenten en medewerkers bedreven in en comfortabel met het gebruik van digitale technologie. Het doorontwikkelen van digitale vaardigheden is een voortdurend en vanzelfsprekend onderdeel van werken en leren. Onze studenten en medewerkers hebben de vaardigheden om goed om te gaan met de sociale en ethische aspecten van digitalisering” (HR,2022, Pp 22).

Bovenstaande in ogenschouw nemend is te zien dat er hogeschool breed aan aantal eisen worden gesteld aan het digitaliseren van het onderwijs en daarmee automatisch aan de rol en ook de vaardigheden van de docent.

Het leren en werken vindt plaats in een digitaal landschap dat is ontworpen vanuit het gebruikersperspectief.

Om de, in de strategische agenda benoemd ‘reis’ zo inclusief, toegankelijk, intuïtief, contextrijk en betekenisvol vorm te geven zijn er op macroniveau een aantal aanpassingen gedaan en nog aanstaande. Zo is er onder andere gekozen voor een overstap van het LMS Cumlaude Learning naar het LMS Brightspace. Brightspace werkt intuïtiever en heeft veel meer opties om tools en toetsing te koppelen waardoor studenten en docenten slecht op 1 platform hoeven te werken om zo alle informatie omtrent het curriculum te benaderen. Voor de docent is het mogelijk om de ‘reis’ van de individuele student door het curriculum minutieus te monitoren en daar waar nodig bij te sturen. Het is zelfs zo dat, mits goed ingezet, het systeem waardevolle aanvullingen kan aanbieden op basis van de waargenomen behoefte van de student.

Op meso niveau is er binnen de opleiding verpleegkunde gekozen voor een herziening van het huidige curriculum. Er wordt een omslag gemaakt van het werken met leerdoelen naar het werken met leer uitkomsten. De gedachte hierachter is dat het werken met leeruitkomsten de studenten onder andere zal stimuleren om zelfregulerend gedrag te ontwikkelen en de voor hem/haar best passende leeractiviteit te kiezen voor het behalen van de leeruitkomst (interne publicatie, 2022). De studenten krijgen dus straks de mogelijkheid om via verschillende (leer) activiteiten, genoemd de kaartenbak, toe te werken naar de leeruitkomst.

Op micro niveau betekent dit dat het docententeam leeractiviteiten zal moeten ontwikkelen die aansluiten bij de ‘reis’ die de student gaat afleggen om uiteindelijk de leeruitkomst te behalen. Tevens dient er voldoende variatie in deze leer activiteiten te zitten zodat er voor de student ook echt wat te kiezen valt.

Het is van belang dat de digitale en fysieke leer – en werkomgeving elkaar versterken.

Hier zien we duidelijke de verschuiving van het traditionele fysieke onderwijs naar een meer geblende variant. De kracht van het digitaal aanbieden van bepaalde leerstof en activiteiten wordt onderkend (Schaap, & De Bruijn, 2016). Kanttekening is wel dat beide vormen elkaar dienen te versterken. Kijkend naar het T-pack model (Mishra & Koehler, 2006) is het van belang dat docenten kunnen inschatten of de technologie een bijdrage levert aan het versterken/aanvullen van de didactiek. Hier wordt in de B opdracht aandacht aan besteed.

In de toekomst zijn alle studenten en medewerkers bedreven in en comfortabel met het gebruik van digitale technologie.

Alle medewerkers worden bedreven in en comfortabel met het gebruik van digitale technologie. Xander Lub (2022) beschrijft in zijn openbare les aan de Hogeschool van Utrecht terecht dat dit voor een enorme inspanning van organisatie en medewerkers vraagt. Immers dienen de medewerkers te zorgen dat ze zelf bedreven en comfortabel worden/zijn. Daarnaast dient de organisatie te zorgen dat de medewerkers zich kunnen ontwikkelen en daarna dient het geheel ervoor te zorgen capabel te zijn om nieuwe beroepsbeoefenaren op te leiden.

Het doorontwikkelen van digitale vaardigheden is een voortdurend en vanzelfsprekend onderdeel van werken en leren.

Hier komt een stukje professionalisering om de hoek kijken. In hoeverre is het momenteel normaal om binnen je professionalisering ook na te denken over je digitale vaardigheden, er vervolgens aan te gaan werken en als docenten die keuze maken welke mogelijkheden bieden wij als opleiding/werkgever dan aan? In een publicatie van kennisnet, geschreven door Frans schouwenburg (2022) wordt heel duidelijk uiteengezet dat de docent er niet vanuit kan gaan dat zijn/haar digitale vaardigheden voldoende zijn om inspirerend en ‘up to date’ onderwijs aan te bieden. Continue ontwikkelen is de modus.  

Onze studenten en medewerkers hebben de vaardigheden om goed om te gaan met de sociale en ethische aspecten van digitalisering.

In hoeverre zijn onze docenten zich bewust van deze ‘ethische’ aspecten en weten ze wat wel en niet kan. Daarnaast dienen ze de verschillende uitwassen van deze aspecten te kunnen onderkennen binnen de studentpopulatie en hier op een didactisch/pedagogische manier adequaat mee om te kunnen gaan. Zeker binnen een vakgebied dat betrekking heeft op de gezondheidzorg is het opbouwen van het juiste ethische ‘kompas’ een element waar de docent een enorme voorbeeldfunctie in heeft (Anderson et al., 2022). Hoe we dit op een adequate manier gaan begeleiden en trainen is een enorme uitdaging waarvoor we eerst ons eigen kompas zullen moeten ijken.